Resultaten 3 jaar Vruchtbare Kringloop Friesland bekend

Friese melkveehouders scoren goed op wat ze aan eiwit van eigen land halen, ammoniakuitstoot en blijvend grasland voor een betere bodemconditie. Melkveehouders die weiden, scoren het hoogst. Dat blijkt uit de resultaten van het project Vruchtbare Kringloop 2016-2018.

Uit de periode 2016 tot en met 2018 zijn van 46 Friese melkveebedrijven de KringloopWijzers geanalyseerd. Uit die analyse kwam naar voren dat Friese melkveehouders goed op weg zijn met duurzaamheid. De melkproductie is per bedrijf iets toegenomen, terwijl de intensiteit uitgedrukt in kg melk per ha vrijwel hetzelfde is gebleven. Deelname aan Vruchtbare Kringloop Noord Nederland maakt inzichtelijk dat kringlooplandbouw zijn vruchten afwerpt.

PlanetProof
Stichting Milieukeur (SMK) heeft met het keurmerk ‘On the way to PlanetProof’ een stip op de horizon gezet aan welke duurzaamheidsnormen de melkveehouderij moet voldoen. Zes criteria van deze normen staan in de KringloopWijzer. Vrijwel alle bedrijven voldoen in de periode 2016-2018 aan drie van deze criteria van de PlanetProof-basisnorm. 35 procent van de bedrijven voldoen aan alle zes criteria. 70 procent voldoet aan de basisnorm van beweiden. 80 procent voldoet aan het topniveau eiwit van eigen land. Gerjan Hilhorst, onderzoeker bij Wageningen UR: “Dat is heel goed. Met 68 procent scoren we op stikstofbodemoverschot wat minder. Wat juist weer heel goed is, is dat 87 procent voldoet aan het topniveau van ammoniak uitstoot en 81 procent voldoet aan de norm voor blijvend grasland. De eiwitnorm voor grondgebondenheid is 65 procent. In de periode 2016-2018 haalt bijna 60 procent van de melkveehouders deze norm uit eigen teelt en 17 procent voldoet daar bijna aan. Kortom, de Friese bedrijven scoren vooral goed op percentage eiwit van eigen land, ammoniakuitstoot en percentage blijvend grasland.”

Minder jongvee, meer beweiden
Het meest opvallend is dat bij de Vruchtbare Kringloop-deelnemers in Friesland het aantal stuks jongvee fors is gedaald. “Melkveehouders die flink snoeien in hun jongveestapel zorgen voor een groot effect op een flink aantal resultaten”, aldus Gerjan Hilhorst. “Opvallend is dat meer bedrijven zijn gaan beweiden en meer uren zijn gaan beweiden. Ook het ruw eiwit in het rantsoen is gestegen. Dat komt omdat het eiwitgehalte in graskuil is toegenomen. Doordat het eiwitniveau in het rantsoen is gestegen en ondanks dat minder (jong)vee wordt gehouden, is de stikstofexcretie gestegen. Dat vereist aandacht in verband met de doelstellingen voor het stikstofplafond en ammoniakemissie. De cijfers laten zien dat de fosfaatexcretie blijft dalen. We kunnen minder fosfaat bemesten, omdat we minder fosfaat produceren in de mest. Dat komt door minder jongvee en minder fosfor in krachtvoer. Hoewel fosfaatreductie onze opdracht is als sector, heeft dat ook andere gevolgen. Er is nog dierlijke mest plaatsingsruimte voor fosfaat, maar geen ruimte meer voor dierlijke stikstof. Hierdoor verlaat met de stikstof ook de fosfaat het melkveebedrijf, waardoor we geen evenwichtsbemesting realiseren,” licht Hilhorst toe.

Eye-opener
“Bedrijven die hoog scoren op eiwit van eigen land binnen dezelfde intensiteitsklasse (15000-19000 kg melk per ha) hebben tot wel 20% meer aandeel eigen eiwit dan de bedrijven die laag scoren,” zegt Hilhorst. “Een eye-opener is dat bedrijven die hoog scoren op eiwit van eigen land meer beweiding toepassen en intensiever beweiden dan de bedrijven die laag scoren. En dat is financieel aantrekkelijk. Melkveehouders die minder krachtvoer en meer gras voeren, besparen al gauw 4000 euro dankzij het gebruik van voer van eigen land.” Volgens de onderzoeker van Wageningen UR is de bodem is de duurste productiefactor van het melkveebedrijf. “Mooi om te zien dat deze bedrijven aantonen dat hogere gewasopbrengsten mogelijk zijn bij gelijke bemesting. Het gebeurt niet in de stal, maar in de bodem. Daarom is het zo zinvol om in studiegroepverband te bespreken hoe je het percentage eiwit van eigen land verhoogd.”