Ruim 100 deelnemers en andere geïnteresseerden volgden 10 juni ’21 het webinar ‘Resultaten 6 jaar Vruchtbare Kringloop Noord-Nederland’. Je kunt het webinar hier terugkijken.

Onderzoeker Gerjan Hilhorst van Wageningen UR en ondernemersadviseur Gerrit de Lange van Countus maakten de balans op wat de projectdeelnemers afgelopen 6 jaar hebben bereikt. Zij vertelden over de invloed van droogte, muizen, wetgeving, etc op de KringloopWijzer-cijfers. Ze vertelden welke kenmerken melkveebedrijven hebben die goed scoren op eiwit van eigen land. En er werd voorgerekend wat goede benutting van het eiwit van eigen land doet met de financiële resultaten.  Presentatie van dit webinar was in handen van Eke Folkerts van Dairy Campus.

Terugkijken

Het webinar kun je hier terugkijken:

Terugkijken

Q&A van gestelde vragen

Tijdens het webinar konden kijkers vragen stellen aan beide sprekers. Onderstaand tref je de antwoorden op de vragen die gesteld zijn tijdens het webinar:

  1. Hoe houd je dat meerdere jaren vol om minder jongvee aan te houden? Heb je tips?

  • Minder jongvee lukt alleen als de melkkoeien duurzamer worden, dus gezond blijven en langer op het bedrijf blijven
  • Let vooral ook op de droogstand en het droogstandsrantsoen
  • Kies een fokprogramma dat bij je bedrijfsvoering en bij jezelf past
  1. Betekent weidegang minder melkopbrengst?

  • Bedrijven die beweiden realiseren per koe een lagere melkproductie maar dankzij weidepremie geen lagere melkopbrengst. Het eiwitgehalte ligt 0,6 punt hoger ( 3,58 % tov 3,52%) hoger bij de weiders. Het vetgehalte wat ligt 0.02 lager. .
  1. Is grasbrok maken van herfstgras ook interessant? Of is dit kringlooptechnisch niet handig?

  • Met grasbrok verhoog je de benutting van het eiwit in het gras en heb je geen andere producten nodig om het eiwit uit het gras beter te benutten.
  • Je vermindert de aanvoer van buiten het bedrijf en verhoogt de benutting van producten van je eigen bedrijf en daarom is het kringlooptechnisch interessant.
  1. Er wordt continu gesproken over saldo’s. Over welke saldo’s praten we dan over? Per kg melk, per koe, per kg fosfaat, per bedrijf?

  • In saldovergelijkingen heeft een vergelijk per koe de voorkeur. In vergelijkingen wordt zowel per kg melk, per kg meetmelk, per koe als per kg fosfaat vergeleken.
  1. Waarom kiezen voor intensief als het ook op een extensieve manier voldoende inkomsten geeft. Grondgebonden veehouderij (1,5 tot 2 GVE/ha) is de toekomst toch?

  • Belangrijk is dat grondgebonden veehouderij een voldoende inkomen haalt maar ook aan alle milieudoelen voldoet. En dat is geen garantie bij 1,5 tot 2 gve/ha
  • Een goede benutting van voer ligt voor de meeste bedrijven bij een intensiteit tussen 15.000 en 20.000 kg melk per ha. Dan is er meestal nog wel wat mestafvoer nodig. Uiteraard afhankelijk van de productiviteit van de grond, de melkproductie per koe en de jongveebezetting. Bedrijven die in het verleden gekozen hebben voor intensivering zullen (strategische) keuzes moeten maken. Veel grond kopen is lang niet altijd haalbaar en huur/pachtgrond blijft een onzekere factor.
  1. Wat kun je zeggen over het effect van Vruchtbare Kringloop op milieukwaliteit en waterkwaliteit? Welke gekozen maatregelen hebben in Noord Nederland vooral effect gehad?

  • Sturen op waterkwaliteit is sturen op verlaging van het stikstofbodemoverschot. Maatregelen voor verhoging van de gewasopbrengst en verhoging van de mestbenutting staan dan centraal.
  • De mestbenutting is verhoogd door bewuster met de plaatsing van de dierlijke mest om te gaan, door toevoegen van water aan de mest tijdens het aanwenden en verlaging van de hoeveelheid kunstmest.
  • De gewasopbrengst stond onder druk door de droogte in 2018 en de muizenschade in de jaren daarna. Dit stond een verhoging van de gewasopbrengst in de weg.
  1. Door nadruk te leggen op eiwit lijkt het alsof structuur in het rantsoen minder van belang is. Kun je ook doorschieten in te veel eiwit?

  • Structuur is naast eiwit belangrijk omdat het de pensactiviteit stimuleert en daarmee de benutting van eiwit verhoogt.
  • De uitdaging is een graskuil met het juiste eiwit gehalte en voldoende structuur. Dat kun je ook realiseren door lasagne kuilen te maken.
  • Te veel eiwit geeft een belasting van de koe omdat die de overmaat aan eiwit via ureum moet afvoeren. Te weinig eiwit of een slechte benutting van het eiwit is ook nadelig voor de koe en ook voor de melkeiwitopbrengst.
  • Kijk in een rantsoen niet alleen naar het eiwitniveau maar ook naar DVE en OEB.
  1. Als je alleen focust op gras en de maisteelt links laten liggen, dan voldoe je sowieso aan de derogatie eis. Kan dat alleen hier in Noord-Nederland/Friesland of ook op de zandgronden?

  • Dat kan ook op zandgrond maar de vochtbehoefte neemt dan wel toe en op de drogere zandgronden wordt het een probleem om voldoende gras te oogsten en de graskwaliteit goed te houden.
  • De energie in het zetmeel van mais helpt om het eiwit in gras beter te benutten. Daarom past mais heel goed in een melkveerantsoen. Goede mais is gemakkelijker aan te kopen dan goede graskuil zorg daarom voor zoveel als nodig eiwit in de vorm van gras te oogsten. Daar hoort vers gras ook bij.
  1. Hebben jullie ook resultaten gevonden rond samenwerkingen tussen veehouders en akkerbouwers bijvoorbeeld en hoe die samenwerking een aantal kerngetallen heeft beïnvloed?

  • In Vruchtbare Kringloop Noord-Nederland is er (nog) niet gekeken naar de samenwerking tussen veehouders en akkerbouwers. Een heel intensieve samenwerking is met de huidige regelgeving lastig. Wel ruilen een aantal veehouders jaarlijks een perceel met een akkerbouwer. In andere Vruchtbare Kringloop projecten is wel meer naar de samenwerking gekeken.
  1. Opbrengst is erg belangrijk voor goede cijfers (zowel economisch als voor de mineralenefficiëntie), maar werkt het huidige beleid (o.a. ook met betrekking tot fosfaatgebruik) niet juist averechts?

  • In de VKNN zien we inderdaad de fosfaatbemesting terug lopen en blijft onder fosfaatgebruiksnorm. De stikstofnorm dierlijke mest zorgt ervoor dat er ook fosfaat wordt afgevoerd die niet afgevoerd hoeft te worden. Hierdoor ontstaan negatieve fosfaatoverschotten en gaat vooral de beschikbaarheid van fosfaat in de bodem achteruit.
  • Als de stikstofnorm dierlijke mest van 250 naar 270 kg/ha gaat wordt er net zoveel fosfaat naar de bodem gebracht als er met gewas wordt onttrokken. Dan is er sprake van fosfaatevenwicht in de bodem.