Binnen het project Vruchtbare Kringloop Noord-Nederland is onlangs een studiegroep biologische veehouderij van start gegaan. De groep wordt begeleid door Arina Hotting. Een kennismaking.

Arina is sinds 2020 werkzaam voor Agrifirm, eerst als buitendienstadviseur biologische veehouderij en sinds 1 januari overgestapt naar de mest- & mineralenafdeling van Agrifirm Exlan. Vanuit haar huidige functie helpt ze boeren bij verschillende facetten van de bedrijfsadministratie, zoals de mestboekhouding, het nieuwe GLB met de eco-regelingen, en het invullen van de KringloopWijzer en de gecombineerde opgave. Juist het directe klantcontact in haar dagelijkse werk spreekt Arina aan: ‘Ik vind het erg leuk om kennis te delen. Vanuit de wet- en regelgeving komt veel op de agrarisch ondernemer af. Soms is het best lastig om daar je weg in te vinden, waardoor je ontmoedigd kunt raken. Als ik daarbij kan helpen en nieuw perspectief kan bieden, geeft dat veel voldoening.’

Persoonlijke motivatie

Arina signaleert een voorzichtige groei in het aantal veehouders dat zich oriënteert op een overstap naar biologisch. Tijdens zogeheten omschakelgesprekken die ze met geïnteresseerde boeren voert, wordt afgetast wat de mogelijkheden zijn. Arina: ‘Belangrijk daarbij is dat een boer de keuze maakt die bij hem als ondernemer past, én bij zijn bedrijf. Soms merk je dat een overstap naar biologisch meer vanuit wetgevingsperspectief dan vanuit een persoonlijke motivatie wordt overwogen. Dan kán het spannend worden. Er zijn namelijk minder opties om onderliggende problemen in de bedrijfsvoering te compenseren met meer meststof of behandelingen, waardoor de ondernemer nog meer uitgedaagd wordt in zijn of haar vakmanschap. Als je vanuit een sterke persoonlijke motivatie voor biologisch kiest, is er altijd een stimulans om door te gaan.’

Meerwaarde studiegroep

Voor een biologisch bedrijf is voldoende grond de basis, aldus Arina. Ze noemt daarbij als richtlijn 1,5 GVE per hectare, inclusief jongvee. Eén van de onderwerpen die ze in de studiegroep aan de orde wil stellen is: hoe bereid je de grond voor op het wegvallen van extra meststoffen zodat je tóch voldoende ruwvoer met het juiste eiwitgehalte van eigen land kunt halen? Arina hoopt op – en verwacht – veel eigen inbreng vanuit de deelnemers, waarbij de meerwaarde van een studiegroep zit in het onderling delen van kennis: ‘Veel boeren zijn al bezig met bedrijfsspecifieke innovaties. Door kennis en kunde te delen blijf je van elkaar leren.’

Kosten en productie in balans

Tijdens de studiegroepbijeenkomsten zal ook het verdienmodel regelmatig aan de orde komen. Arina geeft aan dat in Nederland efficiëntie voorop staat en dat biologisch boeren toch vaak als minder efficiënt wordt gezien. ‘Waar het om gaat is dat je je kosten in balans houdt met je opbrengsten. Biologisch boeren gaat misschien wat ten koste van je opbrengst, maar je kosten nemen over het algemeen ook af. Doordat het wenselijk is dat de koeien van 15 april tot 15 oktober buiten weiden, nemen kosten als loonwerk en strooisel en zaagsel af. Kosten voor kunstmest zijn er niet meer en vaak wordt ook een daling van diergezondheidskosten geconstateerd. De basis van het bedrijf – zowel op niveau van bodem als op het niveau van de gezondheid van de veestapel – is daar natuurlijk wel heel bepalend in.’

Over de omschakeling van gangbaar naar biologisch is een filmpje gemaakt waaraan Arina heeft meegewerkt.