Input voor je bemestingsplan? Weten hoe je op perceelniveau aan je bodem kunt werken? Gerrit Hegen adviseert: neem monsters en voer analyses uit. ‘De kosten die daarmee gemoeid gaan betalen zich altijd uit.’

Gerrit Hegen, ruim dertig jaar werkzaam geweest als praktiserend dierenarts in Friesland en Zuid-Oost Drenthe, verzorgt onder de naam De Boerenveearts workshops, cursussen en trainingen voor melkveehouders en dierenartsen. De missie van De Boerenveearts is het bevorderen van een integrale kijk op het melkveebedrijf, met aandacht voor de relatie bodem-plant-dier en de integrale aanpak van dierziekten.

Lager ureumgehalte

Vanuit zijn jarenlange werkervaring breekt Gerrit een lans voor het tijdig nemen van goed gemengde monsters uit drijfmestputten, om te kijken welke stikstof-, fosfaat- en kaligehalten erin zitten. ‘Je hebt dat nodig voor het berekenen van je gebruiksruimte voor dierlijke mest voor stikstof en fosfaat en het vormt de basis voor je bemestingsplan,’ licht Gerrit toe. Hij geeft een voorbeeld: ‘Er is jarenlang fosfaatarmer gevoerd, dat heeft consequenties voor je mest en daarmee voor je bemestingsplan. Voor stikstof geldt dat je beter kunt sturen op een ureumgehalte van 15 tot 18, in plaats van 20-21. Drie punten lager ureum scheelt 4,5 kg N per koe per jaar, op 100 koeien betekent dat toch gauw 120 m3 minder mestafvoer. Bij minder ureum gaat het stikstofgehalte in de mest omlaag en kun je dus meer m3 drijfmest kwijt op je land. Is het ureumgehalte te hoog? Zorg dan voor meer rust in de pens en stuur met pensenergie en penseiwit, het liefst op basis van de tankleverantie. Voorwaarde is dat je drie componenten pensenergie, penseiwit en bestendig eiwit los in een silo hebt’.

Grondanalyses

Zorg naast een goed bemestingsplan ook voor een goedwerkende bodem, luidt een andere belangrijke tip die Gerrit aan melkveehouders wil meegeven is. Ook hier geldt: meten is weten. ‘Laat dus eens in de vier jaar op perceelniveau grondanalyses uitvoeren,’ aldus Gerrit. ‘Die kosten haal je er altijd weer uit, omdat je bij kunt bijsturen als je pH, kalktoestand of organische stof niet op orde is. Ook de bodemvoorraad en de plantbeschikbaarheid van belangrijke mineralen en sporenelementen geeft je veel inzicht. Als de biologische activiteit tegenvalt kan sprake zijn van verdichting. Het maken van een profielkuil helpt dan mee om storende lagen te ontdekken en te beslissen of je graslandvernieuwing moet doorvoeren.’

Onderscheid in percelen

‘Dat onderscheid in percelen bij de beoordeling van grondanalyses trek je door naar je bemestingsplan,’ zo gaat Gerrit verder. ‘Dat plan moet vooral gericht zijn op eerste helft van het groeiseizoen. Maak bijvoorbeeld onderscheid in maai- en weidepercelen. Als je voor de eerste snede van maaipercelen per hectare 30 m3 drijfmest verdund met water aanhoudt, kan dat voor weidepercelen zeker de helft minder zijn. Dus 15 m3 drijfmest verdund met water, de eerste keer zo vroeg mogelijk. En vul de stikstofbehoefte dan aan met kunstmest.’