De Melk & Klimaat deelnemers werken aan het verminderen van de uitstoot van de broeikasgassen. Na de studiebijeenkomsten hebben alle melkveeboeren bedrijfsspecifieke adviezen gekregen om mee aan de slag te gaan. Hoe pakt een boer de maatregelen op? En welke tips kan de expert nog geven? Lees mee in het Melk & Klimaat dossier, dit keer: levensduur van de veestapel verlengen.

Willem van Laarhoven is sinds 2001 actief als zelfstandig onderzoeker en adviseur bij Valacon na jaren te hebben gewerkt bij Cehave (nu AgriFirm) en Centrum voor Landbouw en Milieu. Van Laarhoven concentreert zich vooral op melkveehouders die de levensduur van hun veestapel willen verlengen. “Er is zoveel te bereiken wanneer je verder dan de vierde lactatie kijkt.”

Gemiddeld wordt zeventig procent van de koeien afgevoerd voordat ze de 4e lactatie hebben bereikt, zegt Willem van Laarhoven. Een koe is dan ongeveer 3,5 jaar oud. “Dat is veel te vroeg. Uit onderzoeken komt keer op keer naar voren dat een koe tot 9 lactaties gemiddeld economisch rendabeler is dan een nieuwe vaars.”

Hoe pakt melkveehouder Wim Wijnhout levensduurverlenging aan? Lees hier het verhaal van de Melk & Klimaat deelnemer

Klimaat
Voor het milieu is het ook beter wanneer koeien ouder worden, aldus Van Laarhoven. “Een koe stoot methaan uit, jongvee ook. Het opfokken van jongvee is dus zowel uit financieel als milieu oogpunt kostbaar. Als je koeien ouder worden, zijn er minder vaarzen en dus jongvee nodig voor vervanging. Omdat oudere koeien meer produceren, heb je uiteindelijk toch evenveel melk met minder dieren. Dat betekent een lagere methaanuitstoot per liter melk.

Bang voor de oude koe 

De productie van de koe is rond de 5e lactatie op zijn hoogst en neemt daarna geleidelijk weer wat af, weet Van Laarhoven uit onderzoeken. “Toch halen veel koeien in Nederland dat niet, melkveehouders zijn bang voor de oude koe omdat die vaak gezondheidsproblemen zou hebben.”

Zonde, vindt Van Laarhoven. Want, rekent hij voor: “Een volwassen koe die van de 3e naar de 4e lactatie gaat, produceert tien- tot twaalfduizend kilo melk, dat lukt een vaars niet. Die gemiddeld 25% meer melk op volwassen leeftijd krijg je ook met fokken niet voor elkaar, want de gemiddelde genetische vooruitgang bedraagt ongeveer 86 kg melk per generatie.”

Wel of niet afvoeren?
Gezondheid is de basis voor een koe, want anders kom je niet eens aan de vierde lactatie toe. Een melkveehouder voert een koe af omdat deze óf niet genoeg produceert óf deze ziek is. Van Laarhoven: “Vraag jezelf af, kan de koe de volgende lactatie zonder problemen overleven? Ja? Dan moet je de koe nooit wegdoen! Ook al produceert de koe naar je gevoel nog niet genoeg: hoe hoger de leeftijd, hoe hoger de productie en hoe lager de opfokkosten per kg melk. Zowel voor je eigen portemonnee als voor het milieu, is het winst wanneer je de koe houdt.”

Heeft een koe gezondheidsproblemen, dan moet je achterhalen waar dat probleem vandaan komt, vindt de adviseur. “Niet direct wegdoen, maar kijken naar de drie belangrijkste factoren voor gezondheidsproblemen: genetische aanleg, bedrijfsvoering of leefomgeving. Wanneer duidelijk is waar het probleem bij de koe vandaan komt, kun je gericht actie ondernemen.”

Fokken op uiergezondheid en vruchtbaarheid
Een consequent fokbeleid is eveneens van groot belang bij levensduurverlenging. “Stel vast welke koe bij je bedrijf past en welke kenmerken en eigenschappen ze moet hebben.” Kenmerken die sterk gerelateerd zijn aan levensduur zijn bijvoorbeeld laatrijpheid en persistentie. Een andere optie is te fokken op kenmerken die een langere levensduur ondersteunen, denk aan klauwen, uiergezondheid en vruchtbaarheid, aangezien dat de belangrijkste redenen zijn voor afvoer.

Fokken op levensduur blijkt lastig: het aantal levensdagen van koeien komt lang niet overeen met de fokwaarde voor levensduur. Het is immers een samengestelde fokwaarde die moeilijk te berekenen is. Van Laarhoven: “Ook fokken op melkproductie vind ik geen goede optie, dat levert zoals eerder gezegd maar weinig op (86 kg melk per generatie). Fokken op kenmerken die gerelateerd zijn aan een langere levensduur levert meer op. De hogere productie komt vanzelf doordat je koeien ouder worden.”

Al met al is levensduurverlenging een lastig proces, vindt Van Laarhoven. Gemiddeld stijgt de leeftijd van de veestapel 1 maand per jaar. “Dat betekent in zes jaar tijd een halfjaar erbij. Dat is toch niet gering.”

Naast het reguliere VKNN-programma is in samenwerking met FrieslandCampina een (boeren)kennisgroep ‘Melk & Klimaat’ opgestart. De melkveehouders in deze kennisgroep richten zich op het sluiten van kringlopen en het (verder) beperken van broeikasgasemissie. De groep bestaat uit 10-12 ondernemers uit het Friese Veenweidegebied en een adviseur. Voor deze bedrijven wordt de uitgangssituatie vastgesteld en worden bedrijfsspecifieke verbeterplannen opgesteld. Deze kennisgroep komt vier keer bij elkaar.